Een snelle omschakeling naar verwarming zonder gas, regulering van warmtenetten, voortzetting van de grootschalige uitrol van wind op zee, de SDE+ openstellen voor energiebesparing en CCS, en verdere stimulering van lokale hernieuwbare energieproductie. Dat zijn enkele van de keuzes die minister Henk Kamp (Economische Zaken, VVD) maakt in zijn woensdag gepresenteerde Energieagenda voor de periode na 2023.
Van gasgarantie naar warmtegarantie
Drie thema’s waar op ingezet moet worden, zijn:
- elektrisch vervoer,
- het uitfaseren van gas voor verwarming van de gebouwde omgeving en,
- isolatie van alle woningen.
Wat elektrisch vervoer betreft, wordt als belangrijkste concrete maatregel genoemd, dat vanaf 2035 alleen nog emissieloze nieuwe auto’s verkocht zouden mogen worden. Voor nieuwbouwwijken wordt het uitgangspunt dat deze niet meer op gas worden aangesloten. De aansluitplicht in de Gaswet zal per 2018 worden geschrapt. In plaats daarvan zal een “breder aansluitrecht op energie-infrastructuur voor warmtevoorziening” komen. Daarbij is het ook de bedoeling dat grote warmtenetten op termijn gereguleerd gaan worden op dezelfde wijze als elektriciteits- en gasnetten.
CCS en energiebesparing in SDE+
De SDE+ zal een belangrijk instrument blijven. Wel ziet men een andere rol voor deze subsidieregeling. In plaats duurzame energieproductie zal de SDE+ na 2023 primair gericht moeten zijn op CO2-reductie. Daardoor zouden bijvoorbeeld ook energiebesparende maatregelen en CO2-afvang en opslag in aanmerking kunnen komen voor SDE+.
Kamp ziet in de huidige aanpak voor wind op zee een succesnummer. Doordat de rijksoverheid ontwikkellocaties aanwijst en voor die locaties een gebundelde subsidie en vergunning aanbiedt, worden voor de markt veel risico’s weggenomen. Bij wind op zee heeft dat nu al geleid tot een sterke kostenreductie. Deze aanpak wil hij daarom blijven toepassen voor wind op zee, en waar mogelijk uitbreiden naar andere technieken. Als voorbeelden noemt Kamp grootschalige zonne-energie, geothermie, en mogelijk ook getijdenenergie en wind op land. Ook voor die technieken is het volgens hem denkbaar dat de rijksoverheid locaties aanwijst, het nodige vooronderzoek doet en vergunningen en subsidie vervolgens als één pakket aanbiedt aan de markt.
Wind op zee zonder subsidie
Voor wind op zee wil Kamp dat na de nu geplande 3.500 MW, die tot 2019 wordt aanbesteed en in 2023 operationeel moet zijn, geen vertraging ontstaat. Vanaf 2020 zouden nieuwe tenders georganiseerd moeten worden, te beginnen met “verder op zee in de al aangewezen gebieden”. In de Energieagenda schetst Kamp een uitroltempo van ongeveer 1 GW per jaar van 2020 tot 2030.
Al met al komt dat dus neer op een doelstelling van 10 GW aan extra windenergiecapaciteit op zee tot 2030. Het streven is daarbij volgens Kamp dat “windparken op zee waarvoor vanaf 2026 een tender wordt uitgeschreven, geen subsidie meer nodig hebben”.
Rol van burgers
Voor grootschalige hernieuwbare energieproductie wordt mogelijk in de toekomst ook een tendersysteem toegepast. Daarnaast ziet men een groeiende rol voor lokale hernieuwbare energieproductie door individuele burgers en coöperaties. Die lokale productie wil men ook blijven stimuleren. Hoe de stimulering van lokale energieproductie precies vorm gaat krijgen, wordt uit de Energieagenda nog niet duidelijk. In 2017 volgen evaluaties van zowel de salderingsregeling als de regeling verlaagd tarief (postcoderoosregeling), en op basis daarvan wil Kamp “een passende stimulering voor lokale energieproductie” uitwerken.
CCS onmisbaar voor zware industrie
Waar Kamp voor verwarming in de gebouwde omgeving kansen ziet om snel te verduurzamen, is dat voor de hogetemperatuurprocessen in de energie-intensieve industrie een ander verhaal. “Voor vergaande CO2-reductie is op korte termijn geen pasklare oplossing beschikbaar. Voor deze sector is het afvangen en opslaan van CO2 (CCS) daarom “een onmisbare technologie om de klimaatdoelen te halen”.
Bron: Energiea