Teruglopende uitgaven aan R&D en innovatie in Nederland

Default Image

Uit de jaarlijkse cijfers van het Rathenau Instituut blijkt dat terwijl de economie langzaam aantrekt,  de investeringen van de Nederlandse ministeries in onderzoek en kennisontwikkeling achterblijven.

De investeringscijfers van de Nederlandse overheid over de periode 2014-2020 laten zien dat de totale steun van de rijksoverheid voor R&D en innovatie tussen 2014 en 2015 stijgt om vervolgens tot 2017 te dalen, waarna de investeringen zich weer stabiliseren.

Het Rathenau Instituut constateert dat de investeringen in R&D en innovatie uit de pas lopen met de aantrekkende economie. Als de overheidssteun wordt afgezet tegen de ontwikkeling van de economie, weergegeven in de omvang van het bruto binnenlands product (BBP), dan laten zowel de totale overheidssteun als de overheidsuitgaven voor R&D een daling zien. Voor de totale overheidssteun is er in de periode 2016-2020 een daling van 0,89 procent naar 0,79 procent. Voor de R&D-uitgaven is dat van 0,70 naar 0,62 procent.

Met de teruglopende uitgaven aan R&D en innovatie vindt Nederland zich in Europees perspectief terug in de middenmoot. Relatief gezien scoort Nederland net iets beter dan bijvoorbeeld de Ooster- en Zuiderburen, maar landen als Denemarken, Portugal, IJsland en Finland investeren een groter percentage van hun BBP aan kennisontwikkeling.

De investeringen in R&D en innovatie vanuit Den Haag lijken dus te stagneren. Daartegenover staat een stijging van de beschikbare middelen uit Brussel, constateert het Rathenau Instituut. “De financiële middelen vanuit de EU-Kaderprogramma’s zijn in de loop van de jaren toegenomen en blijven dat naar verwachting de komende jaren doen. In totaal bedragen de inkomsten naar schatting € 700 à 800 miljoen per jaar.”

Bron: Scienceguide